7-12 Jaar, Waar speelt het af? (wie,wat,waar) + Kaartjes

Waar speelt het af?                                                                                        Yolanda Myerscough

Om de kinderen kennis te laten maken met wie wat waar kaartjes gebruik ik een oefening waarbij wie en wat kaartjes worden gebruikt. Deze kaartjes passen bij elkaar om het spel te vergemakkelijken.  Het doel van de spelers is te bedenken waar het zich afspeelt en dit te tonen aan het publiek door het uitspelen van het rollenspel. Hierbij blijven alle leerlingen betrokken.

Ik laat de spelers in groepjes van 2 of 3 spelen afhankelijk van de groepssamenstelling.

Omdat de kaartjes geheim zijn  en ze moeten laten raden waar het afspeelt wordt het leuk en interessant om te spelen.

Warming up:
Ik begin met het lopen door het lokaal ik laat ze eerst goed de voeten afrollen en kriskras door het lokaal lopen. Ik geef de instructie elkaar niet aan te raken zodat ze bij zichzelf blijven. Na een minuutje lopen geef ik de opdracht tweetallen te vormen.  Ik splits de tweetallen op waarbij de een gaat zitten de ander blijft op het speelvlak. Ik geef de opdracht aan de groep te laten zien aan hun partner dat ze in het zwembad zijn. Dit is een ‘waar’. Bij het afronden van de locatie check ik bij de partners wat ze allemaal gezien hebben. Ik ruil de rollen om en geef de locatie strand.
Het is nu duidelijk voor de groep wat een waar is. Ik deel de groep vervolgens zelf op in groepjes om verder te gaan met de hoofdopdracht.

Kaartjes:

1.       Wie: De toneelspeler	1.       Wat: Het licht gaat plotseling uit.
2.       Wie: De Keeper	2.       Wat: Is zijn schoenen vergeten
3.       Wie: De slager	3.       Wat: Snijdt in zijn vinger
4.       Wie: De oppasser	4.       Wat: Is de leeuw kwijt
5.       Wie: De timmerman	5.       Wat: Kan de plank niet optillen
6.       Wie: De buurvrouw/ Buurman	6.       Wat: Stoot de plantenbak om
7.       Wie: De Juf/Meester	7.       Wat: Heeft vergeten de vissen voer te geven
8.       Wie: Moeder	8.       Wat: Zoekt kleine Bram
9.       Wie: De clown	9.       Wat: Zoekt zijn flapschoenen
10.   Wie: De ober	10.   Wat: Struikelt over de drempel
11.   Wie: De badmeester	11.   Wat: ziet een portemonnee in het water
12.   Wie: De brandweer	12.   Wat: Kan de auto niet starten